Filmstad Den Haag

In 1935 kocht filmproducent Loet Barnstijn (1880-1953) de 17e-eeuwse buitenplaats Oosterbeek. Hij bouwde er twee opnamehallen, een geluidsstudio, technische werkplaatsen, een filmkluis, een transformatorstation en kantoren en noemde het complex Filmstad Wassenaar.

Eén van de films die er werd opgenomen was Merijntje Gijsens jeugd (1936), naar het gelijknamige boek van A.M. de Jong. De zaken gingen echter niet zoals gehoopt en het bedrijf stond er slecht voor toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Barnstijn, van joodse komaf, bevond zich op dat moment in New York.

Propagandafilms

Het bedrijf werd overgenomen door de belangrijkste filmstudio in Duitsland en omgedoopt tot UFA Filmstad Den Haag. Tussen 1941 en 1944 werden er een kleine twintig Duitse speelfilms opgenomen, waaronder de nazifilm Rembrandt van regisseur Hans Steinhoff.

Bombardementen

In april 1944 werd Oosterbeek gebombardeerd door de Britten, die vermoedden dat er een werkplaats was voor V1-en V2-raketten. Daarmee kwam er definitief een einde aan de filmactiviteiten op het landgoed. Toen Barnstijn na de oorlog terugkeerde naar Nederland, weigerde de overheid hem schadeloos te stellen, omdat zijn mede-aandeelhouders aan de zogenaamde verkoop zouden hebben meegewerkt. Totdat hij in 1950 naar de Verenigde Staten emigreerde, runde hij vanuit een van de overgebleven gebouwen van Filmstad Wassenaar een verhuurkantoor voor Amerikaanse speelfilms. In 1953 kwam de Filmstad in handen van de gemeente Den Haag.

Naar boven