Vesting Scheveningen
De Atlantikwall zag er niet overal hetzelfde uit. Hoeveel en welke verdedigingswerken werden aangelegd hing af van het strategische belang van een locatie.
Na de Duitse inval bleef het bestuur van het bezette Nederland plaatsvinden vanuit deze stad. In de kazernes kwamen Duitse divisies van de landmacht, luchtmacht en Waffen-SS. Het bestuur van Nederland kwam in handen van rijkscommissaris Seyss-Inquart, die zich vestigde in de villa op het landgoed Clingendael. Den Haag kreeg als bestuurscentrum en vanwege de haven van Scheveningen de op een na hoogste verdedigingsstatus.
Dwars door de stad
Om die reden kreeg Den Haag niet alleen groepen bunkers (Stützpunkte) en versperringen in de duinen en langs de boulevard van Scheveningen, maar ook een verdedigingslinie (Hauptkampflinie) dwars door de stad en om het landgoed Clingendael. De linie bestond onder meer uit een kilometerslange tankgracht van 27 meter breed. Aan de uiteinden sloot de linie aan op de kustverdediging. Door de twee linies ontstond een militaire vesting: de Stützpunktgruppe Scheveningen.
Evacuatie en sloop
Door de ligging aan zee veranderde een groot deel van Den Haag in een militair gebied. Bij een aanval zou het direct in de frontlinie liggen. De gevolgen waren enorm, zowel voor de stad als haar bewoners. De stranden, boulevards, maar ook een deel van de stad zelf veranderden in een desolaat landschap met bunkers, controleposten en veel militairen. De ambtenaren van de gemeente kregen de opdracht om de sloop en evacuatie in goede banen te leiden. In totaal werden voor de Atlantikwall in Den Haag 2400 panden gesloopt en 135.000 mensen werden uit hun huizen gezet. Wie niet weg hoefde, kreeg evacués ‘ingekwartierd’ of had vrienden of familie die geholpen moest worden. Het duurde tot ver na de oorlog tot de schade hersteld was en er weer voldoende woonruimte beschikbaar was.